waar een stem soms maar oeverloos
en ik verdrink, hoever ook ik zwem
klinkt jouw klankkast vanuit holtes
rent mijn vol glas uit waterkristallen
zaklantaarn me altijd meegenomen
vind ik deze keer nu toch tast beter
roept iemand de orde en met kleurverf
verder in jouw wilde diepe stortvloed
ik hoor geen rust die mij nog los laat
het ravijn vol bruistablet grijpt kop
hoofd heeft geen erg meer in pijn
alleen jouw stem vult iets langzaam