godjegloeiend
je moet toch ijzer smedenals ze godgloeiende heet je moet, je groet, je moetvertel me niet wat of ik als hart is doorgebrokenmoet je niet lopen lijmen als dat, als wat, wat moetje nou met je tranentrek wanneer de regen opvaltis alles bezopen en zeiknat wanneer zeg, wanneer zegje nu wat het hout snijdt